Een wandelingetje vanuit Gijzenrooi over de Groote Heide (45 minuten gaans) leidt u vaak onbewust naar de “Hut van Mie Pils”. Ook fietsers van de Gijzenrooi-route kunnen niet om de Aalsterhut heen zonder even aan te leggen voor een trappist. Wat echter weinig terrasbezoekers zich realiseren, is dat de oorspronkelijke “Hut van Mie Pils” aan de overzijde van de weg lag en dat slechts nog enkele fundamentfragmenten herinneren aan haar roemloze verleden.

Posthut “De Aalsterhut”

De posthut “De Aalsterhut” ontleent haar bestaan aan de postroute van Eindhoven naar Hamont die er passeerde. De oorspronkelijke posthut werd in 1717 gebouwd. Deze schuilplaats voor reizigers en koetsiers was een prachtig stenen huis, wat in die tijd uitzonderlijk was.
De oorspronkelijke en officiële naam van de herberg, Aalsterhut, suggereert dat de herberg op Aalster grondgebied lag. Niets is echter minder waard. Het gebied tot aan het Meeuwsven behoorde tot het gehucht Gijzenrooi, dat weer onderdeel uitmaakte van de gemeente Zesgehuchten. Het werd ook wel aangeduid als laatste of dertiende huis van Gijzenrooi. Vanwege het feit dat de posthut zo dicht bij Aalst lag, kreeg deze hut al gauw de naam Aalsterhut.

De volksnaam “Hut van Mie Pils” dateert van 1890 en verwijst naar de eigenaarsvrouw Johanna Maria van den Broek uit Leende. Zij huwde in 1889 met Jef Peels. Haar voornaam Maria werd afgekort tot Mie. Bij haar huwelijk verloor ze haar meisjesnaam. Voortaan ging ze door het leven als Mie Peels, waarbij Peels in het Brabants als Pils wordt uitgesproken.

Jef Peels had de Aalsterhut van zijn vader Jan Peels geërfd, die het in 1864 had gekocht. De familie Peels exploiteerde niet alleen de herberg, ze woonde er ook in.
Jef, zelf een ongemotiveerde en ongeïnteresseerde boer, bemoeide zich niet veel met de bedrijfsvoering van de herberg. Hij liet dat liever over aan zijn vrouw Mie, die haar klanten altijd gastvrij ontving. Jef kwam eigenlijk alleen in de herberg als hij door de gasten werd uitgenodigd op een borrel. De kinderen van Jan en Mie groeiden op onder de toog.

Primitieve slordigheid

Het was vooral de primitieve slordigheid van de herberg waarop veel nieuwsgierigen afkwamen. Hygiëne was er ver te zoeken. De herberg stond dan ook bekend om zijn vuiligheid. Bier werd niet getapt. Mie haalde het uit een vaatje in de kelder. Ze werd legendarisch door het ene glas waarmee zij haar klanten van bier voorzag.
De koeien en varkens die het menu van de familie moesten aanvullen en de herbergkeuken moesten bevoorraden, werden door Jef zwaar verwaarloosd. Ook de etenswaren die Jef op de markt in Geldrop kocht, moesten van de goedkoopste dus minste kwaliteit zijn. De gasten in de herberg merkten hiervan echter weinig, omdat op de menukaart slechts gebakken ei van kippen die in en rond de herberg scharrelden, bokkezult of wat soep prijkte.

Ligging

De Aalsterhut lag eenzaam en afgelegen maar wel aan enkele belangrijke wegen door de heide. In de omgeving van de herberg verbonden rulle zandpaden de plaatsen Eindhoven, Leende, Aalst, Valkenswaard en Zesgehuchten te voet, per kar of deels per postwagen met elkaar. De hut lag ook aan het oude weverspad waarover Aalster wevers met hun grote pakken op de rug hun weg volgden van Geldrop over Genoenhuis en Gijzenrooi naar Aalst en Waalre. Daarnaast werd de herberg bezocht door schaapsherders en turfstekers die hun inkomsten probeerden te halen uit de schrale heidegronden, maar ook door de vele landlopers en stropers die ’s nachts in de stallen van de herberg of in de hooimijt een onderdak vonden. Op zondagen en marktdagen werd de Aalsterhut wel bezocht door inwoners van Aalst, Zesgehuchten en Leende, aan wiens kinderen Mie graag chocolade verkocht.

Verval

Van een moord op de kermis van Geldrop in 1916 werden al snel enkele zwervers verdacht die de hut frequenteerden. De reputatie als rovershol pakte niet gunstig uit voor de klandizie van de herberg en bezoekers uit Zesgehuchten en Aalst bleven steeds vaker weg. Ook de soldaten, die tijdens de Eerste Wereldoorlog op de heide bij de hut waren gelegerd voor een oefening, bleven bij de hut weg. Mina, een dochter van Jan en Mie, ging met een kruikje jenever en enkele Kwatta’s naar de soldaten om zo nog een centje bij te verdienen.

Mie raakte verlamd waardoor haar dochter Mina haar regelmatig moest bijstaan in de exploitatie van de herberg. Door achterstallig onderhoud raakte de Aalsterhut echter flink in verval. Een zijgevel stortte in, de overige vertoonden grote scheuren en binnenmuren moesten worden gestut. In 1920 overleed Jef Peels, waarna Mie en haar kinderen in 1925 de Aalsterhut te koop aanboden.
Baron van Tuijll van Serooskerken, die de omliggende landerijen al bezat, kocht de grond met de bouwval op.
Enkele jaren daarvoor had de Baron al aan de overzijde van de weg, tegenover de hut, een nieuwe boerderij laten bouwen, die bewoond werd door de familie Munckhoff. Deze nam de horeca van Mie Peels over en veranderde hun boerderij in een herberg. In 1950 werd het weer boerderij, waarna de huidige “Hut van Mie Pils” werd gebouwd.
Het bouwval werd verder afgebroken of leeggeplunderd. Heden herinneren slechts nog enkele door de natuur overwoekerde resten van het fundament van de oude Aalsterhut aan de ligging van de oude herberg.
Mie Pils overleed te Aalst, toen al gemeente Waalre, op 30 augustus 1928. In Aalst staat nog een standbeeld van haar.

Reconstructie

In 1997 is het idee opgevat om de oude hut te herbouwen. De gemeente Waalre zorgde voor een kapvergunning voor de bomen die tussen de fundering staan. De Eindhovense stadsarcheoloog Nico Arts zou er aan het werk gaan en Stichting Waalres Erfgoed zou de regie omtrent de reconstructie in handen nemen.
Dit initiatief werd uiteindelijk tegengehouden door grondeigenaar Van der Meeren, maar inmiddels staat deze ook weer positief tegenover het idee.

De "Hut van Mie Pils" omstreeks 1928.

De “Hut van Mie Pils” omstreeks 1928.

Tekst: Henk Lingers